Lees Volledig Hoofdstuk
Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij.
Was mij wel van mijn ongerechtigheid, en reinig mij van mijn zonde.
Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten.